Heinrich Ignaz Franz Biber componeerde in 1676 een van de eerste werken voor soloviool, de Passacaglia “Guardian Angel”, met voor zijn tijd zeer vernieuwende virtuoze versieringen, die een voorafspiegeling vormden voor wat zou komen. Uiteraard kan de sublieme muziek van Johann Sebastian Bach’s “Sei Solo a Violino senza Basso accompagnato” (1720) niet ontbreken in dit recital. De 3e Partita in E groot is de meest zonnige van de 6 Sonaten en Partitas, met o.a. het bekende Preludio dat Bach ook in enkele cantates heeft verwerkt. Paul Hindemith geeft in zijn 2e solosonate een 20e-eeuwse, licht ironische terugblik op de ontwikkeling van het repertoire voor viool, met zijn variaties op het lied “Komm, lieber Mai” van Mozart in het laatste deel van deze sonate.
In 1923 hoorde Eugène Ysaÿe de 1e solosonate van Bach tijdens een recital van de Hongaarse virtuoos Joseph Szigeti. Hierdoor werd hij geïnspireerd om net als Bach een reeks van 6 sonates voor soloviool te schrijven. De 1e sonate heeft Ysaÿe dan ook opgedragen aan Szigeti. In deze sonate is duidelijk te horen hoezeer Ysaÿe werd beïnvloed door Bach’s solosonates. De 19e-eeuwse violist Heinrich Wilhelm Ernst was een groot bewonderaar van de duivelskunstenaar Nicolò Paganini. Hij schreef net als Paganini erg virtuoze muziek. Veel tijdgenoten van Ernst, zoals de beroemde violist Joseph Joachim, bewonderden zijn vioolspel. De Ierse dichter Thomas Moore schreef zijn gedicht “The Last Rose of Summer” op de traditionele Ierse melodie "Aislean an Oigfear", of "The Young Man's Dream". In zijn variaties heeft Ernst al zijn fantasie losgelaten op deze melodie.
Het programma zal tevens een nieuwe opdrachtcompositie bevatten, met virtuoze elementen.