Programmatoelichting:

De klaagzangen van Gesualdo

Graindelavoix

Björn Schmelzer, artistieke leiding
Teodora Tommasi, sopraan
Florencia Menconi, sopraan
Razek François Bitar, altus
Albert Riera, tenor
Andrés Miravete, tenor
Marius Peterson, tenor
Adrian Sîrbu, tenor
Tomàs Maxé, bas
Arnout Malfliet, bas
Philippe Malfeyt, ceterone
Floris De Rycker, theorbe
Léon Berben, orgel

vr 29 mrt ’24 / 20:00 / Conservatoriumzaal

 

Programma

Orlando di Lasso ca. 1532-1594
Tristis est anima mea

Agostino Agazzari 1578-1640
Tristis est anima mea
Carlo Gesualdo 1566-1613
Tristis est anima mea

Carlo Gesualdo
Ecce vidimus eum

Simone Molinaro ca. 1570 - na 1633
Vere languores nostros

Carlo Gesualdo
Tenebrae factae sunt

Georg Vogler 1585-1635
Da Jesus an dem Kreuze stund
Samuel Scheidt 1587-1654
Da Jesus an dem Kreuze stund
Michael Prætorius 1571-1621
Da Jesus an dem Kreuze stund

pauze

Carlo Gesualdo
Animam meam dilectam tradidi

Simone Molinaro
Insurrexerunt in me viri

Scipione Barotius ca. 1580-1622
Caligaverunt oculi mei
Carlo Gesualdo
Caligaverunt oculi mei

Cipriano de Rore 1515/1516-1565
Plange quasi virgo
Carlo Gesualdo
Plange quasi virgo

Carlo Gesualdo
Ecce quomodo moritur
Jacobus Gallus 1550-1591
Ecce quomodo moritur / In pace 

Klik hier voor liedteksten in PDF formaat (om thuis af te drukken)

Programmatoelichting

Dit mag niet. Kan niet. Dit is niet toegestaan. Onmiddellijk op de Index ermee, besliste paus Paulus V, op de lijst van verboden boeken. Zulke vreselijke klanken, alle perken te buiten gaand. Gewoonweg godslasterlijk. En dan was het nog wel muziek bij het belangrijkste feest van het jaar, Pasen. Geschreven, nee neergekalkt, door een man met een vreselijke reputatie, Carlo Gesualdo da Venosa, ‘il principe assassino’: de prins-moordenaar... 

Hebben de Tenebrae responsoria ooit geklonken in Gesualdo’s eigen tijd, de vroege zeventiende eeuw? De paus verbood ze zodra hij lucht kreeg van deze publicatie. Maar werden ze misschien toch stilletjes ergens uitgevoerd, in het kleine, afgelegen kerkje van Santa Maria delle Grazie bijvoorbeeld, aan de voet van het familiedomein op de met olijfbomen begroeide hellingen van het landgoed Gesualdo? We weten het niet. Maar vanavond doen we even alsof Gesualdo’s hartverscheurende, ronduit avantgardistische muziek die het oor ook nu nog verrast, wél heeft geklonken te midden van zijn wat minder excentrieke tijdgenoten. Omringd door de Hollanders Lassus en De Rore, de Duitsers Vogler, Scheidt en Praetorius, en door zijn landgenoten Agazzari en Molinari. Historische science fiction; Gesualdo in perspectief geplaatst.

Carlo Gesualdo werd omstreeks 1566 in Napels geboren als tweede zoon van de prins van Venosa. Omdat hij geen erfgenaam was, kon hij het zich permitteren zich aan de muziek te wijden. Aan het hof van zijn vader Don Fabrizio vertoefden vele vooraanstaande musici; de jonge Carlo stak er veel van op. Zelf leerde hij de basluit en andere instrumenten bespelen. Toen veranderden de omstandigheden: zijn oudere broer stierf en Carlo was nu erfgenaam. Hij moest diens taken overnemen en de dynastie voortzetten. Hij trouwde met zijn nicht, waarmee de grote tragedie van zijn leven een aanvang nam. Het was in de nacht van 16 oktober 1590. Handlangers hadden hem ingelicht: zeker, het is weer zo ver. Wat? Dat uw wettige echtgenote de liefde bedrijft met een ander. En nu ging het niet langer. Terwijl hij zelf toekeek, liet Gesualdo zijn vrouw en haar minnaar bruut vermoorden. Een crime passionnel. Het kindje dat zijn gemalin vervolgens baarde – wie was de vader?! – werd door hem eveneens de dood ingejaagd.
Schrik en ontsteltenis overspoelden zuidelijk Italië. Gesualdo, met zijn adellijke connecties, werd niet vervolgd. Wel was hij voor het leven getekend en wanen besprongen hem. Hij trok zich steeds meer terug, eindigde in een klooster dat hij speciaal liet bouwen op zijn landgoed. Daar componeerde hij alleen nog maar, muziek die steeds vreemder werd, of het nu ging om wereldse of religieuze werken. En, in afzondering, gebeurde er nóg wat: hij ‘leed onder een horde demonen die hem dagenlang onophoudelijk kwelden tot hij uiteindelijk een dozijn jongemannen in dienst nam, die hem driemaal daags moesten afranselen, wat hij met een blije glimlach onderging.’ 

Het woord masochisme bestond nog niet, het verschijnsel wel. Een en ander heeft zeer waarschijnlijk op zijn muziek zijn uitwerking gehad. Niet alleen wanneer pijn en leed worden bezongen, klinkt deze met zijn wringende harmonieën vaak pijnigend en lijdend. In 1613 stierf de gekwelde man, drie weken nadat zijn oudste zoon en erfgenaam was overleden.

De Tenebrae responsoria, of volgens de eerste druk uit 1611 Responsoria et alia ad Officium Hebdomadae Sancta spectantia, zijn uit Gesualdo’s laatste jaren. Een verzameling muziek voor de laatste drie dagen van de lijdensweek voor Pasen. De gezangen zijn bedoeld voor tussen de tenebrae door, bijbellezingen die op deze dagen werden gehouden binnen een decor van geleidelijke duisternis, veroorzaakt door het één voor één doven van de kaarsen (tenebrae = dienst van de duisternis). De responsoria (‘antwoorden’) voor de lijdensweek bestaan uit drie sets (‘nocturnes’) van negen stukken, één nocturne voor Witte Donderdag, één voor Goede Vrijdag en één voor Stille Zaterdag. De dienst plus de responsoria werden opgedragen aan de avond vóór de betreffende dag. Gesualdo componeerde alle in totaal 27 responsoria. Vandaag klinken er zeven: twee voor Witte Donderdag (Tristis est anima mea, Ecce vidimus eum), drie voor Goede Vrijdag (Tenebrae factae sunt, Animam meam dilectam traditi, Caligaverunt oculi miei) en twee voor Stille Zaterdag (Plange quasi virgo, Ecce quomodo moritur). De meeste bestaan uit twee delen: ‘responsorium’ en ‘vers’. U hoort de responsoria Tristis est anima mea, Plange quasi virgo en Ecce quomodo moritur ook in versies van andere componisten. Mooi om te vergelijken.

Van Gesualdo’s hier verklankte tijdgenoten was Orlando di Lasso (of Orlande de Lassus) de beroemdste. Hij werd in 1532 geboren in Bergen in het thans Belgische Henegouwen. De mare van zijn schitterende jongenssopraan drong door tot in Italië en tot Ferdinand Gonzaga, onderkoning van Sicilië die hem op zijn vele reizen meenam. Zo zag de knaap al jong Milaan, Napels, Rome, Frankrijk en misschien Engeland. Op z’n 23e vestigde hij zich in Antwerpen, waar hij echter geen aanstelling wist te bemachtigen en zo kwam hij terecht in München, toen een van de belangrijkste muziekcentra. In 1560 werd hij hier kapelmeester, een positie die hij bekleedde tot hij in 1594 stierf. Lassus was een van de meest productieve componisten ooit; hij liet tweeduizend werken na. Net als Gesualdo en Agazzari schreef hij een zetting van Tristis est anima mea. De zetting van Lassus kende een ongekende verspreiding. De tekst refereert aan Jezus die in de tuin van Gethsemane tot zijn discipelen spreekt.

Agostino Agazzari (1578-1640) stamde uit een aristocratische familie. Hij werd geboren in Siena en, afgezien van een kort verblijf in Rome als leraar, bleef hij daar zijn hele leven. Een sterk staaltje is dat hij zijn pastorale drama Eumelio in twee weken tijd componeerde en in nog eens twee weken de partijen uitschreef en alles met de musici instudeerde. Agazzari’s oeuvre bestaat voor het grootste deel uit religieuze, behoorlijk progressieve muziek. Het bekendst echter is hij om de uitgave Del sonare sopra il basso (1607), een van de belangrijkste boeken over de basso continuo. Tristis est anima mea uit 1603 werd opgenomen in de bundel Promptuarium musicum (I) uit 1611, waarin ook de werken van Molinaro en Barotius zijn verschenen.

Simone Molinaro (ca. 1570 - na 1633) leefde en werkte in Genua. Hij studeerde bij zijn oom Giovanni Gostena, de kapelmeester van de kathedraal van Genua. Toen deze in 1593 werd vermoord (alweer een moord…) nam Molinaro diens functie over. Zijn luitmuziek werd het meest bekend. In 1613 verzorgde hij een uitgave van madrigalen van Gesualdo; vernieuwend voor die tijd in partituur, want normaal werden alleen de losse partijen gedrukt.

Van de vele Duitse componisten die de tekst Da Jesus an dem Kreuze stund hebben getoonzet, klinken hier zettingen van Georg Vogler, Samuel Scheidt en Michael Praetorius. Deze tekst is de eerste stanza van een Lutheraanse passiehymne over de Zeven Kruiswoorden van Jezus, in 1537 geschreven door Johann Böschenstein. Vogler, Duits priester en theoloog die leefde van 1585 tot 1635, publiceerde in 1625 in Würzburg een collectie gezangen die tot 1652 maar liefst zes keer werd heruitgegeven: Catechismus In außerlesenen Exempeln, kurtzen Fragen, schönen Gesängern, Reymen und Reyen für Kirchen und Schulen. Deze uitgave bevatte 22 werken van hemzelf, waaronder Da Jesus an dem Kreuze stund.
Samuel Scheidt (1587-1654), de jongste vandaag, was een van de grote Duitse componisten van vóór Bach. Van de Amsterdammer Sweelinck leerde hij hoe je koraalvariaties voor orgel schreef. Zijn zetting van Da Jesus an dem Kreuze stund is een dergelijk werk en verscheen in 1624 in zijn bundel Tabulatura Nova.
Als een van de meest productieve componisten na Lassus, schreef Michael Praetorius (1571-1621) ruim duizend vocale bewerkingen van protestantse gezangen. Van hem bestaan maar liefst 21 bundels met religieuze muziek (en in die tijd ging het om dikke bundels!). Hij werkte als kapelmeester aan het hof van Wolfenbüttel (Nedersaksen) en was ook als muziektheoreticus van groot belang.

We weten haast niets over Scipione Barotius (ook wel Scipone Baroti of Scipio Barotius; ca. 1580-1622). Hij was cantor aan de Gross Sankt Martin-kerk in Keulen. Naast zijn achtstemmige Caligaverunt oculi miei componeerde hij motetten als Domine Iesu Christe, op tekst van paus Johannes XXI. 

Over de in Ronse, Vlaanderen, geboren Cipriano de Rore schreef de musicoloog Alfred Einstein: ‘Cipriano de Rore bezit de sleutels tot de hele ontwikkeling van het Italiaanse madrigaal na 1550.’ En: ‘Zijn werkelijke, geestelijke opvolger was Monteverdi.’ Een goede pers dus voor deze componist, die in 1515 of 1516 werd geboren en de oudste op dit programma is. Hij was zangmeester in dienst van Ercole II d’Este van Ferrara, werd zeer bewonderd door aartshertog Albrecht V van München
(maar Orlando di Lasso was hem vóór als kapelmeester aan diens hof), trad in dienst bij Margaretha van Parma, landvoogdes der Nederlanden in Brussel, was kort kapelmeester van de San Marco in Venetië maar keerde ten slotte terug naar Parma, waar hij in 1565 stierf.

De laatste componist van vandaag stond bekend onder verschillende namen: Jacobus Gallus, Jacob Handl of Händl, Jakob Petelin, etc. Dat is minder vreemd dan het lijkt: alle drie achternamen betekenen ‘haan’. Gallus was en is Slovenië’s trots; zowel een deel van de rechteroever van de rivier de Ljubljanica in Ljubljana is naar hem vernoemd als de linkeroever van de Bistrica in zijn geboorteplaats Ribnica. Zijn afbeelding prijkte ook op het 200 tolar-bankbiljet van de republiek Slovenië. Gallus werkte onder meer als organist in Praag. Zijn zesdelige Opus Musicum uit 1587 bevat 374 motetten. Sommige daarvan zijn zo vooruitstrevend als die van Gesualdo, eenvoudig is echter Ecce quomodo moritur, dat later door Händel werd gebruikt in zijn funeral anthem The Ways of Zion Do Mourn. De eerste woorden zijn ontleend aan het bijbelboek Jesaja 57: 1-2, over de dood van Jezus. Gallus’ motet was veel te horen bij begrafenissen. Zijn versie wijkt af van die van Gesualdo; het vers, vanaf ‘Tamquam agnus’, luidt bij Gallus ‘In pace factus est locus eius / et in Sion habitatio eius’.

© Stephen Westra

Biografie

Graindelavoix
Graindelavoix is een Belgisch vocaal ensemble onder leiding van Björn Schmelzer. Het in Antwerpen gevestigde ensemble werd opgericht in 1999 en heeft zich gespecialiseerd in Oude Muziek. Kenmerkend is een zeer eigen interpretatie van het repertoire, veelvuldig gebruikmakend van mediterrane zangtradities. In 2006 nam Graindelavoix met de Missa Caput van Johannes Ockeghem zijn eerste cd op. Nadien volgde bij na jaarlijks een nieuwe opname voor het label Glossa; hun driedelige registratie van Gesualdo’s Tenebrae Responsoria werd door de critici tot de standaard verkozen, terwijl Josquin The Undead als de meest originele opname van het Josquin-jaar 2021 werd gezien. Beide cd’s ontvingen de prestigieuze Caecilia Award. Graindelavoix maakte ook drie films, Ossuaires en Outlandish werden vertoond als cinemaconcerten met live soundtrack; de ‘mockumentary’ Van Eyck Diagrams is een kritische reflectie op de schilder Jan van Eyck.

Binnenkort in Amare

Steel Stolen

Nederlands Kamerkoor met Maya Fridman en HIIIT (voorheen Slagwerk Den Haag)

za 11 mei ’24 / 20:00 - 21:15

Aleppo

Cappella Amsterdam

di 16 apr ’24 / 20:15 - 21:40